Sonja Schulte – Op zoek naar nieuw publiek (2)
Het lijkt Sonja Schulte interessant om de verschillende soorten kunstpubliek eens door elkaar heen te gooien. In een serie van vijf columns gaat ze een gedachte-experiment aan, waarbij we worden meegenomen naar een wereld die veel lijkt op de onze, maar waar iets niet helemaal klopt. Of: waar de dingen een stuk beter kloppen, juist?
In de eerste aflevering kreeg het museum het concertpubliek, in de tweede, die ze afgelopen maandag voorlas, krijgt de bioscoop de lezers. Luister en lees hier terug:
Columnreeks voor Glasnost op maandag 9 februari 2015. Door Sonja Schulte.
Op zoek naar nieuw publiek, deel 2: De bioscoop krijgt de lezers
Lezers zijn leuke mensen. Ik ben zelf er al jaren één. Voor ik het kon probeerde ik al alinea’s te ontcijferen en toen ik het geheimschrift eindelijk leerde was ik danig onder de indruk, dat weet ik heus nog. “Boom.” Oh mijn god, dacht ik. Ga door!
De magie van lezen is dat elk boek voor jou persoonlijk lijkt bestemd. Er schijnt een kind naar J.K. Rowling te zijn toegelopen bij een massasigneersessie dat haar verdrietig en verbaasd in de oren fluisterde: ‘Ik dacht dat ik de enige was.’
Lezers zijn stil. Ze verdwijnen. Hun omgeving heeft weinig last van hen. Daarom geven we ze wat luxe, die hebben ze heus verdiend. Ze mogen naar de film.
De bioscoop is natuurlijk een 2.0 versie van zijn voorganger: het theater. En in de theaters van vroeger gedroeg men zich zoals nu alleen nog bij de opera: de mooiste kleertjes aan, poeder op de neus en een fijne sigaar in de pauze. Je gonst en socializet en tussendoor kijk je van veel te ver weg naar de voorstelling.
Misschien was er iemand die dat geroezemoes steeds meer zat werd, iemand die elke avond daar op het podium stond en dacht: ze merken het niet eens als ik er niet ben. Ik kan hier een doek ophangen en daar een lampje op laten schijnen en dan ben ik mooi de rest van de avond vrij. Dat bleek helaas heel goed te werken. De bioscoop was geboren.
Wat bleef was het rode pluche en de zachte belichting. Nieuw waren de grote betonnen gebouwen, het snoep en de frisdrank en – om de een of andere vreemde reden – de kennelijk onmisbare toevoeging van popcorn. Ik kan luider kauwkabaal bedenken.
Want dat denk ik dat het is- die bezoeker was blij dat hij nu eindelijk gewoon mocht hoesten en praten en eten tussendoor, de meneer op het doek merkt daar immers niets van. Fok it! Dan gaan we ook helemaal los, dacht het prille bioscooppubliek. Het is een mysterie dat het beschuit met pindakaas er niet groot geworden is.
Arme bioscoopmedewerkers. Hun trotse werk, het tonen van nieuwe kunst, van fotografie die beweegt en prachtige belichting en hun gastheerschap in luxe zalen is gereduceerd tot het verkopen van kaartjes en winegums van rugleuningen pulken.
Welnu. Ze krijgen nu de lezers. Die lopen voorzichtig en schichtig naar binnen en ontspannen pas als het licht uitgaat. Van de bieb zijn ze gewend geen eten en drinken mee te nemen en -vooral- hun mond te houden. Zij aan zij in het donker vergeten ze dat er anderen zijn en dus kunnen ook zij hun geluk niet op – deze film is hier alléén voor hen.
Podcast: Embed