NvU | Anne Jan Toonstra – Een lijstje
Maarten Praamstra | On 20, okt 2015
Tijdens de Nacht van de Universiteit kwam ook onze vaste columnist Anne Jan Toonstra ook op bezoek om enkele herinneringen op te halen aan zijn studententijd.
Anne Jan Toonstra – Nacht van de Universiteit | 16 oktober 2015
Hier komt een lijstje. Een lijstje van random herinneringen aan m’n studententijd. En het is een opsomming. Het heet: “Een lijstje van random herinneringen aan m’n studententijd. Een opsomming.”
Om te beginnen: De verhuizing naar de Stad. Naar m’n eerste studentenkamer van 12 m2 in de rode Selwerdflat. En ik herinner me: De eerste eigen boodschappen van m’n leven. En daarbij de groene fles Dreft als ultiem, trots symbool van m’n pas verworven zelfstandigheid.
Ik herinner me m’n KEI-groep. Klassiek binnen het eerste kwartier m’n KEI-groep kwijtraken (zoals het hoort, ze waren toch stom). En binnen een kwartier een nieuwe KEI-groep vinden (ook zoals het hoort, ze waren toch leuker).
De tikkenteller op de telefoon van het studentenhuis. Het daarbij behorende schriftje. En in dezelfde categorie: Streepjes op de gezamenlijke colafles van het studentenhuis. Ik heb het echt gezien: Mensen die streepjes zetten van waar tot waar ze hadden gedronken. Werd het aan het eind van de maand allemaal verrekend.
Ik herinner m’n eerste emailadres. En daarmee de ellenlange mailwisselingen met vrienden. Vrienden die je trouwens ’s avonds gewoon weer zag.
M’n studentenvereniging. Het meisje van m’n studentenvereniging waar ik verliefd op was. Het meisje waar ik verliefd op was en waar ik ’s nachts achteraan fietste, om aan te bellen en te vertellen dat ik verliefd op haar was. En hoe verbazingwekkend dapper ik in die tijd kennelijk kon zijn. Vervolgens zie ik het meisje waar ik verliefd op was, die vertelde dat ze geen relatie met me wilde. En het meisje waar ik verliefd op was, waarvan ik later begreep dat ze stiekem eigenlijk wel een relatie met me had gewild.
Vrouwen.
Ik zie: Kaasfondue, wijn, nog meer wijn, bier, en ’s nachts kotsen in de kaasfondue pan. En daarna: Jarenlang geen kaasfondue meer kunnen eten.
Een fiets. Nog een fiets. 30 fietsen. Een deel ervan gejat, een paar waarschijnlijk nog ergens in de stad omdat je vergeten was dat je op de fiets naar de stad was gegaan, waarna je dronken naar huis liep en ‘m nooit meer terug vond.
En m’n studentennummer. Ik ken ‘m gewoon nog. 1027700. Belangrijke namen en gezichten ben ik vergeten. Maar dat nummer wordt altijd paraat gehouden door m’n brein. Die jolige dictator daar boven in m’n hoofd.
Ik herinner m’n 1e vriendinnetje, die waar ze ook heen moest, altijd eerst naar de Martinitoren fietste. Omdat ze alleen vanaf daar kon orienteren.
En ik zie ook de berg sneeuw die ik vlak na kerst voor de deur van m’n studentenkamer op de gang aantrof, omdat de huisbaas doodleuk weigerde het weggewaaide dakluik te vervangen.
De papieren kaart van Groningen, waar ik zo vaak op keek om te zien waar ik heen moest. En het besef dat ik eigenlijk nooit meer op een papieren kaart kijk.
Geen internet. Inbel-internet, ADSL-internet. Kabel.
De eerste mobiele telefoon van m’n vriendinnetje en hoe stom ik het vond dat ze die had. De eerste mobiele telefoon van m’n vriendinnetje die ik later van haar overnam.
Oh ja. Flessen JP Chenet. Met die gekke scheve hals. Supergore wijn, Maar fuck it: Hij had mooi wel een gekke scheve hals.
Ik herinner me: dingen doen waarvan je niet wist of je ze kon. Dingen doen die je ook daadwerkelijk niet bleek te kunnen. Dingen doen die je wel bleek te kunnen.
’s Nachts in een totaal verlaten Herestraat toch heel hard tegen een vuilnisbak aanfietsen, dat kon ik ook.
En een propedeuse halen. Nog een propedeuse. En een bul halen. Die met een feestende menigte bij de balie moest worden opgehaald, omdat ik zo lang over de studie had gedaan.
Daarna de vraag: Blijf je in Groningen of ga je weg? Vervolgens blijven. Twijfelen om weg te gaan. En dan toch blijven. En weer twijfelen.
Podcast: Embed